Lezen: Exodus 15:1-21, Jesaja 43:16-21 In deze serie willen we stilstaan bij mensen uit de bijbel die zingen voor God. Zingen is dé manier om alles wat er op je hart ligt, naar God toe te uiten. Het bekendste voorbeeld van liederen in de bijbel zijn natuurlijk de psalmen, maar in deze serie gaan we juist kijken naar de liederen buiten de psalmen. Deze zijn soms minder bekend, maar zeker niet minder mooi. Stel je even voor dat je op het strand van de Schelfzee staat, tussen de Israëlieten. Je bent middenin een groot feest beland. Er wordt gelachen, gezongen, gedanst. En Mozes en Mirjam zingen een lied, waar iedereen mee instemt. Ze zingen een lied van bevrijding. Met dit lied proberen ze woorden te geven aan alles wat er door hen heen gaat na het gigantische wonder dat hen net is overkomen. Ze zijn heelhuids en droog tussen metershoge muren van water door gewandeld. En toen de Egyptenaren hetzelfde probeerden, werden ze allemaal overspoeld. Twee volken, één zee, maar twee totaal verschillende uitkomsten.

Lied van mozes en mirjam pdf

Het laat zien: als Gods macht vóór je is, ben je onoverwinnelijk; maar als Gods macht tegen je is, maak je geen schijn van kans. Ik kan me zo voorstellen dat de Israëlieten ook een beetje verdwaasd zijn. Dat ze zichzelf in de arm moeten knijpen, om zeker te weten dat alles zojuist écht gebeurd is. Ineens is het leger van het volk dat jarenlang hun leven beheerste, compleet weggevaagd. Keken ze aan het begin van de reis nog steeds angstig achterom, nu is dat niet meer nodig. Het volk Israël kan vooruit kijken en beginnen aan een heel nieuw leven. Even een stukje terug in de tijd. Vóórdat de Israëlieten vertrokken uit Egypte, moesten ze een lam slachten en het bloed aan de deurposten strijken. Alleen op die manier konden ze levend en wel uit Egypte vertrekken. Eeuwen later is tijdens dit feest, het Pascha, Jezus gekruisigd. Dit weekend vieren we opnieuw, dat we dankzij Zijn bloed ons oude leven achter kunnen laten. We hoeven niet meer angstig, teleurgesteld of verdrietig achterom te kijken.

Het lied van Mozes bij de Rietzee 1 Toen zong Mozes met de Israëlieten dit lied voor de Heer: "De Heer is geweldig, van Hem wil ik zingen. Hij stortte de paarden en hun ruiters in de zee. 2 De Heer is mijn kracht. Voor Hem is mijn lied, want Hij heeft mij gered. Hij is mijn God, Hem prijs ik. Ik prijs de God van mijn vader. 3 De Heer is een held. Zijn naam is Heer. 4 Hij heeft de strijdwagens van de farao en zijn leger in de zee gestort. Egyptes helden verdronken in de Rietzee. 5 Het water bedekte hen. Ze zonken als een steen in de diepte. 6 Uw hand, Heer, machtig en sterk, uw hand, Heer, verpletterde de vijand. 7 Door uw grote kracht vernietigde U de mensen die U niet wilden gehoorzamen. U vernietigde hen volledig, zoals vuur droog gras volledig verbrandt. 8 Met de adem van uw neus blies U het water weg. Als een dam stond het water daar. Het water van de zee stolde. 9 De vijand zei: 'We zullen hen achtervolgen en inhalen! We verdelen de buit! We zullen hen wel krijgen! We trekken ons zwaard en doden iedereen!

Het geeft het slot van dit lied het karakter van een apotheose. Zo loopt er door dit hele lied een beweging waarbij tegenover aards machtsvertoon steeds goddelijke macht wordt gezet. Sterker nog: de aardse macht wordt ontmaskerd en daardoor ontkracht. Niet paardenkracht is doorslaggevend, niet de sterkte van een leger (Psalm 147, 10-11; zie ook Psalm 33, 16-19), God verbreekt alle wapentuig (Psalm 76, 4). Al zingend wordt je in deze beweging meegenomen; het is een proces van omvorming dat leidt tot een totaal andere blikrichting en dat daarom uitloopt op het slotcouplet en het laatste refrein. Deze laag van het lied zal vooral uitkomen als het gezongen wordt in de paasnacht, in combinatie met de lezing van Exodus 14 (zie ook hieronder bij 'Liturgische bruikbaarheid'). Perspectief Het lied is geschreven vanuit het perspectief van de zangers: Mozes en het volk. Dat springt niet direct in het oog want er is maar twee keer sprake van 'ons' (couplet 1 en 3). Toch is dit perspectief belangrijk; het werkt mee aan het hierboven genoemde contrast.

Hij zei: 26 'Als u naar de stem van de Here, uw God, luistert, Hem gehoorzaamt en doet wat recht is in zijn ogen, zal Ik u niet laten lijden onder de straffen die Ik de Egyptenaren heb gegeven. Want Ik, de Here, ben uw Heelmeester. ' 27 Daarna kwamen zij in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen. Daar sloegen zij hun kamp op bij het water. dropdown Het Boek (HTB) Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc. ® Used by permission. All rights reserved worldwide.

26 Hij zei tegen hen: "Ik wil zien of jullie je best zullen doen om te leven zoals Ik het wil. Als jullie doen wat Ik zeg en gehoorzamen aan mijn wetten en leefregels, zal Ik ervoor zorgen dat jullie niet getroffen zullen worden door één van de ziekten die over de Egyptenaren kwamen. Want Ik, de Heer, ben jullie Genezer. " 27 Daarna kwamen ze bij Elim, waar 12 waterbronnen en 70 palmbomen waren. Daar zetten ze hun tentenkamp op.

We vernietigen dat hele volk! ' 10 Maar U liet de wind komen en de zee bedekte hen. Ze zonken als lood in de diepte. 11 Wie van de goden is als U, Heer? Wie is zo heilig als U? Welke god doet zulke grote heldendaden? Welke god doet zulke wonderen als U? 12 U strekte uw hand uit en de aarde slokte hen op. 13 Omdat U liefdevol en vriendelijk bent, bevrijdde U uw volk. Door uw kracht bracht U het volk rustig naar de plaats waar U woont. 14 De volken die dit horen, zullen beven van angst. De bewoners van Filistea beven. 15 De koningen van Edom zullen geschokt zijn. De heersers van Moab zullen doodsbang zijn. De bewoners van Kanaän zullen beven van angst. 16 Doodsbang zullen ze zijn. Ze zullen versteend van angst staan over uw macht, als uw volk voorbij komt, als uw volk dat U voor Uzelf heeft uitgekozen, voorbij komt. 17 U neemt hen mee en plant hen op uw berg, op de plaats waar U, Heer, wil wonen, in het heiligdom, Heer, dat U heeft gebouwd. 18 De Heer regeert voor eeuwig en altijd. 19 Want alle paarden en strijdwagens en ruiters van de farao kwamen in de zee.

19 De paarden, ruiters en wagens van de farao achtervolgden ons door de zee, maar de Here liet de muren van water op hen vallen, terwijl het volk Israël over het droge pad ging. 20 Toen pakte de profetes Mirjam, de zuster van Aäron, haar tamboerijn en ging de andere vrouwen voor in een vrolijke reidans. 21 Mirjam zong dit lied: 'Ik zing een lied voor de Here, want Hij heeft een machtige overwinning behaald, de ruiters en de paarden stortte Hij in zee. ' 22 Toen liet Mozes de Israëlieten bij de Rietzee opbreken en zij trokken verder naar de woestijn Sur. Drie dagen lang trokken zij door die woestijn zonder water te vinden. 23 Zij kwamen aan in Mara, maar konden het water daar niet drinken omdat het bitter was. Daarom noemden zij die plaats ook Mara (Bitter). 24 Het volk keerde zich als één man tegen Mozes en zei: 'Waar halen wij nu water vandaan? ' 25 Mozes vroeg hulp aan de Here en de Here wees hem een stuk hout aan, Mozes wierp het in het water en het werd zoet. Daar bij Mara legde de Here een aantal regels aan het volk op om te zien hoever hun toewijding ging.

Steeds is er reden voor de oproep 'Zing de Heer, want Hij is hoog verheven…'. Het kantelen van het beeld wordt in elk couplet ingeleid met het woordje 'maar' (2, 3, 5) of 'echter' (1 en 4). Doordat dit een contrast met de eerste twee regels oproept, geeft het een impuls aan het spanningsverloop, een energiezetje. Ook in het laatste couplet staat bij de overgang naar regel 3 zo'n woordje, ditmaal 'want'. Hier gaat het niet meer om een contrast, maar een conclusie: ' want Hij verloste Israël. Geprezen moet Hij zijn: Zing de Heer... '. In dit 'want' gaat het niet alleen om de twee voorgaande regels, ook de tweede helft van alle voorgaande coupletten is ingesloten – 'ons lot was in Gods hand' (1), 'hoger verheven is die streed voor Israël' (2), 'met ons was de sterkste held' (3), 'de vijand vond zijn graf in 't water van de dood' (4), 'rondom is de naam vermaard van hem die wonderen doet' (5) – alles loopt uit op de samenvattende conclusie 'Hij verloste Israël. Geprezen moet Hij zijn'. Het 'want' van dit laatste couplet sluit aan bij het 'want' uit de eerste regel van het refrein.

Het gepuncteerde openingsmotief (bij de woorden 'De koning van') klinkt driemaal: het wordt herhaald in regel 1, en regel 4 begint ermee. Behalve door het ritme wordt dit motief ook gekenmerkt door de melodische beweging: een opmatig tertssprongetje vanaf de eerste noot en vervolgens een dalend lijntje terug naar die noot. De tussenregels zijn veel expansiever: regel 2 stijgt en regel 3 blijft op hoogte. De refreinmelodie contrasteert direct vanaf de inzet met de coupletmelodie. Ze begint hoog, op de kwint, zonder opmaat en niet in de achtstebeweging van de coupletmelodie, maar met twee 'lange' kwartnoten. De derde refreinregel is identiek aan de eerste, maar dan een terts hoger. De slotregel begint ook als een herhaling, nu van de tweede regel en eveneens een terts hoger. De herhaling van regel 1 in 3 versterkt het karakter: stralend, appelerend, in overeenstemming met de eveneens herhaalde tekst. De herhaling van de tweede regel kan omwille van het harmonisch verloop niet helemaal letterlijk.

  • Lied van mozes en mirjam 1
  • Lied van mozes en mirjam en
  • Kant en klaar deeg jumbo door
  1. Goedkoopste tijd om naar curacao te gaan se
  2. Basisschool de regenboog wijk bij duurstede
Mon, 13 Sep 2021 00:26:56 +0000